Muziektheater

Theatervoorstellingen waarin muziek een grote rol speelt. Afhankelijk van welke van deze elementen de overhand hebben, onderscheidt men diverse vormen van theater. Opera en operette zijn een vorm waarin muziek de overhand heeft en de spelers hun woorden op kenmerkende, tot de klassieke muziek behorende wijze zingen; daarbij ondersteund door een klassiek orkest.

Thursday, May 25, 2006

OPERETTE

Operette, een luchtiger versie van de opera waarbij zangnummers en gesproken teksten elkaar afwisselen. Operette is ontstaan in de loop van de 19e eeuw en was van oorsprong een vorm van satire, waarbij de heersende macht en moraal op de hak werd genomen. Adel en machthebbers bleken over net zo veel zwakheden en opportunisme te beschikken als het gewone volk, misschien nog wel meer, zo was de boodschap. Bekende operette's zijn: Der Vogelhandler, Die Fledermaus, La Vie Parisienne, Die Csardasfurstin¸ Eine Nacht in Venedig, The Gondoliers, Der Zigeunerbaron, Die lustige Witwe en Grafin Mariza.
Operette: [It. kleine opera], vrolijk muzikaal toneelwerk. In de operette wisselen zangnummers en gesproken teksten elkaar af. Aan de ontwikkeling van deze muziekvorm heeft vooral Jacques Offenbach bijgedragen.
Over operette: In de loop van de 20e eeuw is de operette enigszins verworden tot een wat plat volksvermaak: de wereld van de valse snorren en nog valsere decolletés. Ten onrechte, ontstaan in de loop van de 19e eeuw was de operette van oorsprong een vorm van satire, waarbij de heersende macht en moraal op de hak werd genomen. Adel en machthebbers bleken over net zo veel zwakheden en opportunisme te beschikken als het gewone volk, misschien nog wel meer, zo was de boodschap. Met het verlies van de maatschappelijk en sociale context verloren m.n. de Weense 19e eeuwse operettes haar scherpte en humor. Niettemin leverde de operette geweldig theater op, getuige bijv. Die Fledermaus van Srauss jr. en La Vie Parisienne van Offenbach.
Een operette (letterlijk 'kleine opera') is een meestal vrolijke vorm van muziektheater waarbij een verhaal gezongen en met instrumentale begeleiding wordt uitgebeeld. Waar een operette doorgaans gebaseerd is op klassieke muziek gebruikt een musical modernere muziek. De operette is een luchtiger, soms satirische versie van de opera, waarbij de teksten tussen de zangnummers gesproken werden. De melodieën in de operette liggen wat gemakkelijker in het gehoor. In de romantische opera bereikt het bel-canto (‘mooi’ zingen met beheersing van timbre en ademhaling) met versieringen vooral in de hoge registers van de stem) haar hoogtepunt. Verschillende kunsten werken samen: literatuur, muziek, toneel, dans, architectuur en schilderkunst, maar muziek en vooral de zang is in de meeste uitvoeringen het belangrijkst.
Operette, zangspel dat in tegenstelling tot de meeste opera's een lichte inhoud heeft en doorgaans dan ook een goede afloop kent. De operette bestaat uit een luchtig verhaal (het libretto), dat deels gesproken en deels gezongen wordt in solo's, duetten, koorzang etc., met begeleiding van orkestmuziek. De operette heeft zich ontwikkeld uit de opera buffa, de opéra comique en de vaudeville.
J. Offenbach wordt gezien als de eerste belangrijke operettecomponist met Pépito (1853), Orphée aux enfers (1854) en La belle Hélène (1864) waarin hij de wals, de galop en de cancan verwerkte en tevens de opera parodieerde. Met name de Weense operette heeft een grote faam met componisten als Frans von Suppé (Boccacio, 1879), Johan Strauss (Die Fledermaus, 1874) en Oscar Strauss (Ein Walzertraum, 1907). Beroemde andere operettecomponisten zijn Emmerich Kàlman (Die Czardasfürstin, 1915) en Frans Lehar (Das Land des Lächelns, 1930). In Amerika ontwikkelde zich uit de operette de musical met als overgangsfiguur S. Romberg met The desert song (1926).
In Nederland ontstond aan het begin van deze eeuw een opvoeringstraditie (o.m. onder leiding van de Bouwmeesters), maar een belangrijke operetteproductie hebben wij niet gekend, terwijl er na de Tweede Wereldoorlog wel een musicaltraditie ontstond. Toch werden er wel enkele Nederlandstalige operettes geschreven, zoals Sepp'l (1926) van Emiel Hullebroeck en Marijke (1942) van Jan Vogel (muziek) en Anton Beuving (tekst).
Evenals de musical is de operette een directe opvolger van het zangspel. Sommigen ( K. ter Laan) noemen de ‘singhende klucht’ Melis Tyssen van J.Jz. Starter een operette. Het genre heeft in de Nederlandstalige situatie ook producties opgeleverd die bedoeld zijn voor opvoering voor kinderen, zoals het in de jaren ‘30 geschreven ‘kinderzangspel’ Zigeunerleven van A.J. van der Knaap met muziek van Anton Th. Vis, dat veel op scholen werd uitgevoerd.
Operette. Het doel van veel kunst wordt het genot ervan zo gemakkelijk en aangenaam mogelijk te maken. Niet meer het moeilijke, het ingewikkelde, maar het prettige, het ontspannende. Kunst als "ontspanning", waarbij het publiek bewust en met opzet afdaalt beneden het eigen geestelijk peil. Dat is de uitvinding van de tweede helft van de 19-de eeuw.
De operette is niet volledig nieuw: het is een voortzetting van twee andere genres: de opera buffa (= komische opera), en de vaudeville(een toneelstukje met vrolijke of komische liedjes). De operette is dus een speelse vorm, vrolijk, waarin de dialoog gesproken wordt en waarin zang en dans het belangrijkste zijn. Het is bedoeld voor de brede massa en toch artistiek (vaak) waardevol. Het verhaal in de operette is meestal onwaarschijnlijk, sprookjesachtig.
Het publiek bestond meestal vooral uit de hogere standen. Er was vaak een verborgen kritiek in het verhaal: op de corrupte regering en de verdorven samenleving. Maar het was allemaal goedaardig. De kunstenaars werden geëerd, hadden er voordelen bij en vonden het allemaal best.
Na de roman, het drama en de grafische kunst, kwam er in de operette ook de actualiteit. De schandalen van de voorname kringen kwamen er in voor. Tijdens de wereldtentoonstelling van 1855 en 1867 in Parijs kwam de operette in Frankrijk tot grote bloei en navolging. In Wenen bleef de operette de populairste vorm van de sentimentele idealisering van het verleden.
In Frankrijk was Offenbach een van de eerste operettecomponisten. De can-can is een dans die populair was. Hij nam hem op in een van zijn operettes. Overigens is de can-can ook vaak afgebeeld door Toulouse-Lautrec en Seurat. Vooral Johann Strauss jr. had veel succes met zijn operettes.
Operette en publiek:
de operette trekt veel publiek:
de inhoud is gemakkelijk, duidelijk en vaak vermakelijk
er zijn geen psychologische problemen
er is geen symboliek
er is een happy end
sentimenteel
de finale is vaak een gelukkige bruiloft
Operette bestaat overwegend uit dansmuziek, die in de tijd dat operette ontstond populair was. In de begintijd waren dat voornamelijk de Centraal-europese dansen zoals de cancan, wals, polka, mars en czardas. Later kwamen daar Latijns-Amerikaanse invloeden bij met onder meer de tango. Ook Noord-Amerikaanse dansen kregen een rol, waaronder de charlston en de foxtrot. Niet voor niets wordt operette daarom vaak geassocieerd met zwierende rokken en vrolijk feestgedruis.
Operette kent een veelzijdigheid aan elementen, waaronder zang, dans, cabaret, revue en komedie. Kenmerkend zijn het toegankelijke plot en de duidelijke rolfiguren waarmee publiek van alle leeftijden zich kan identificeren. Dit alles binnen een stijlvorm die de allerhoogste eisen stelt aan klassiek geschoolde zangers en instrumentalisten.
Hoe het begon: Jacques Offenbach. De operette is in het begin van de 18e eeuw in Frankrijk ontwikkeld vanuit de opéra-comique en de vaudeville-komedie, een kort toneelstuk met vrolijke of komische liedjes. In die tijd was het gezongen drama in feite het monopolie van de grote opera. Om dat monopolie niet aan te tasten, mochten er in de komedies niet teveel muziekstukken voorkomen. Dit gaf aanleiding tot de ontwikkeling van humoristisch-satirische parodieën op de opera. Daniel F.E. Auber en Hervé (pseudoniem voor Florimond Ronger) hebben de eerste schreden op dit pad gezet. Maar het was Jacques Offenbach die het genre een meer uitgewerkte vorm gaf. Onder de noemer 'opérette' bracht hij diverse werken uit waaronder Pépito (1853), Orphée aux enfers (1854) en La belle Hélène (1864). In deze stukken verwerkte hij dansen als de wals, galop en cancan. Offenbach zette zich af tegen de gangbare moraal, tot vermaak van zowel bugers als adel. Hij parodieerde de grote opera's en schuwde het ook niet om Olympische goden of zelfs het Franse Keizerrijk tot middelpunt van satire te maken.
De ontwikkeling van operette als genre. Het woord operette is in feite het Italiaanse verkleinwoord van opera. Offenbach is niet de uitvinder van deze term, want al eerder in de geschiedenis werden zangspelen zo aangeduid. Het is echter wel aan Offenbach te danken dat operette erkenning kreeg als een eigen genre. Hij begon in piepkleine Parijse theatertjes en verwierf geleidelijk aan meer faam. Door de vele buitenlandse tournées die Offenbach maakte, kreeg de Franse operette internationale bekendheid. In Wenen inspireerde hij onder meer Franz von Suppé en Johann Strauss jr. om zijn voorbeeld te volgen. De op de wals gebaseerde shows van Strauss waren zachter van toon dan de satire van Offenbach. In Wenen werd de Keizer op handen gedragen, dus van enige maatschappelijke kritiek was men niet gediend. Het ging de burgerij van Wenen goed en liever verlangde men naar onderhoudende theatervoorstellingen, met aristokratische accenten. De operette beleefde vanaf 1870 in Wenen een gouden tijd. Het weergaloze succes vond rond 1900 navolging in het werk van de Hongaarse Franz Léhar, die de Weense versie van het genre tot een hoogtepunt bracht. Van hem wordt wel gezegd dat hij de 'Puccini van de operette' is, omdat hij de operette uit de inmiddels routinematige sleur haalde met temperament, prikkelende ritmes en meer sentimentaliteit.
Verdere groei: van Berlijn tot Amerika. Had in de Parijse operette de can-can een bijzondere plek ingenomen en in Wenen de wals, zo kreeg in Berlijn de mars een voorname betekenis. De samenvoeging van militaire muziek en het volkse Berlijnse theater was bepalend voor de ontwikkeling van de Berlijnse operette. In 1899 componeerde Paul Lincke de operette 'Frau Luna', gebaseerd op de ontwikkeling van de eerste vliegmachine. Aan de ene kant sprak deze technische vooruitgang de Berlijners tot de verbeelding: wie weet zou men ooit naar de maan kunnen vliegen. Aan de andere kant was men bang dat dit zou leiden tot een complete ondergang van de wereld. Deze emoties kregen gestalte in de marsmuziek.
Ondertussen had Offenbach in de eindjaren van de 18e eeuw ook invloed op de Engelse librettist William S. Gilbert en componist Arthur Sullivan. Met hun operette 'The Mikado' (1885) boekte het duo wereldsuccessen. Samen met Offenbach trokken de heren naar Amerika, waar herinterpretaties van hun muziek door Europese emigranten werden verzorgd. Begin 20e eeuw kende Amerika een aantal operettecomponisten, van wie ook werk in Europa werd uitgevoerd. Al gauw maakte de operette in Amerika echter plaats voor de musical comedy.
In Europa kwam vlak voor de Tweede Wereldoorlog een einde aan de glorietijd van de operette. Nadien zijn weinig nieuwe werken gecomponeerd. Van de minstens 1000 operettes die in de loop der tijd zijn gecomponeerd, worden er tegenwoordig nog minder dan 100 uitgevoerd.
Operette in Nederland. Een belangrijke operetteproductie heeft Nederland niet gekend, alhoewel er na de Tweede Wereldoorlog wel een musicaltraditie in ons land ontstond. Er zijn enkele Nederlandstalige operettes geschreven, waaronder Sepp'l (1926) van Emiel Hullebroeck en Marijke (1942) van Jan Vogel (muziek) en Anton Beuving (tekst).
Vanaf het begin van de 19e eeuw heeft Nederland een traditie opgebouwd in het ten tonele brengen van operettes. Nu, aan het begin van de 21e eeuw, worden operettes in Nederland echter mondjesmaat uitgevoerd. Het betreft producties van professionele nationale operagezelschappen, amateurgezelschappen, eenmalige kleinschalige initiatieven of importproducties vanuit met name Oost-Europa. Het geboden programma behelst een zeer mager deel van het totale repertoire en valt gewoonlijk binnen het genre 'Weense operette'.
Diverse vormen en stijlen van het operettegenre:
Weense en Berlijnse operettes,
Franse opérettes en opéras comiques, opéras bouffes en zarzuela's,
Engelse operettas en Amerikaanse musical comedies.

0 Comments:

Post a Comment

Subscribe to Post Comments [Atom]

<< Home